Meer dan 90 jaar!
geschiedenis
In 1896 begonnen de heren Röttger, Wellman en Pass een steenfabriek annex houtzagerij en -handel, onder de naam H. Wellman & Cie. En nu het gekke van het geval, ze zetten het bedrijf vlak bij de grens!
De oprichters waren Duitsers, Röttger kwam uit Südlohn, Wellman en Edmund Pass kwamen uit Oeding, Edmund Pass was daar burgemeester. Ook was hij zo’n beetje bankier van Oeding. Z’n nakomelingen gingen later als zodanig failliet. De fabriek stond dus vlak bij de grens, de leem die ze nodig hadden voor het maken van de stenen haalden ze echter uit Nederland. De Kottense boeren haalden al jaren leem uit het ’leemveld’ als ze wat nodig hadden, maar Wellman & Cie begonnen natuurlijk helemaal flink te graven. Met kipkarretjes, getrokken door paarden, werd de leem naar de fabriek gebracht. De stallen voor de paarden kwamen ook op Hollands gebied te staan. Was de haver in Nederland goedkoper? In elk geval zal het wel niet voor niets gebeurd zijn! Het personeel kwam voornamelijk ook uit Kotten. Die werden wel in Duitse geld uitbetaald, maar in Kotten was het in omloop zijnde geld toch voornamelijk Duits. Op oude programma’s van feestavonden blijkt de entree altijd uit een bedrag te bestaan dat deelbaar is door zes. De mark kostte 60 cent, de entree was dan ook 18, 24, of 30 cent. De fietsenstalling kostte 6 cent. Men kon dus gewoon met groschen betalen. De stenen gingen ook veel naar Nederland. Men komt ze nog overal tegen aan oude schoppen en bijgebouwen. Lang heeft het bedrijf niet gedraaid. In 1917 gingen ze failliet. Geniesoldaten bliezen de schoorstenen op, de rest werd afgebroken.Van de afbraak werd op dezelfde plek huisjes gebouwd. Alleen de leemgaten bleven over. Het pompen hield ook op. De leemgaten stonden dus al gauw vol water en werden nu aan de natuur overgelaten. Die maakte er een mooi plekje van!
De grens
Bernard Roerdinkholder was knecht bij Seibelt onmiddellijk aan de grens. Hij verdiende er, behalve kost en inwoning, 175 gulden per jaar. Een normaal loon voor een knecht in die tijd. Men werd verder bij zo’n boer als familielid behandeld. En Bernard zeker, want smokkelen hoorde ook tot z’n dagelijks werk. Maar Bernard smokkelde niet alleen voor z’n baas, hij werkte ook voor zichzelf. Zelfs zo, dat hij er per jaar nog 1000 gulden bijverdiende. Hij werkte ook samen met de Duitse douanes, die flink meehielpen smokkelen. Ze wekten hem zelfs ’s nachts met de mededeling: “Baernt, die Luft ist rein…”
Ze waren dus zo corrupt als wat. Maar in Duitsland was het bijzonder slecht in die tijd en een Hollandse rijksdaalder was toen in Duitsland soms meer dan een miljoen waard. Maar met dat al is het logisch dat Bernard graag ook dicht bij de grens wilde wonen, toen hij zelf een gezin wilde stichten. Toen werd hem Slatman te koop aangeboden. Een aanbod dat Bernard met beide handen aangreep. Het was een simpel boerderijtje: niet zulke beste grond; en overal zaten ook nog die leemgaten, waarvan de boeren zeiden: “Dee krigge joo van z’n laeven neet dichte”.
Maar wat interesseerde Bernard die leemkuilen en wat interesseerde hem het boerderijtje. Het ging hem om het plekje vlak aan de grens voor z’n lucratieve grenshandel. Bernard verdiende goed. De Duitsers kwamen met troepen de grens over om bij hem de koffie, tabak en andere zaken te halen. Was “die luft nicht rein”, dan bleven ze wel logeren in het schuurtje bij hem op het erf. “De Bude” gaf logeergelegenheid aan menige smokkelaar, totdat er gelegenheid was om, met de smokkelwaar, de grens over te komen. Maar ondertussen zaten daar die leemkuilen er nog steeds. Op een dag kwamen er bestuursleden van de hengelvereniging Het Voorntje: “Zeg Baernt, dee leemgaetere van ow mögge wi’j daor gin viske in zetten en ze der later weer oetvisken?” Bernard vond het wel goed: “I’j visket maor!” Maar een poosje later kwamen ze met de volgende vraag: “Zeg Baernt! Zondagmorgen wolle wi’j viswedstrijd hollen, zol Bertha uns gin koffie willen zetten?”
Goed! Bertha zet koffie! Toen ze er krentenbrood bij wilden hebben, kregen ze dat ook. Tegen een uur of tien bier? Ook goed. Er kwam ook bier. Of iets sterkers uit de fles? Alles kon bij Bernard! Later een groter visfeest. Dus ook nog snoepwaar voor de kinderen. En later ook nog ijs! Kortom, in een mum van tijd was er behoefte aan een klein cafeetje en dat kwam er! In 1934 opende Bernard een eerst nog houten cafeetje dat de weidse naam kreeg van “De Italiaanse Meren”.
Naam
Hoe kwam hij toch aan die naam? Heel simpel! Eén van de biologen die er kwamen vertelde hem eens dat de groene glans op het water hem sterk deed denken aan de meren in Italië! Een leuke naam voor een cafeetje! Kon Bernard toen bevroeden dat de naam voor zijn café nog eens problemen zou opleveren die in de Kampioen van de ANWB besproken zou worden? Zijn cafeetje, was het alleen bedoeld voor zijn vissers en voor een enkele boer die eens zin had in een pilsje? Of soms ook voor de man die met z’n gezin eens helemaal van het dorp uit naar Kotten fietste om met z’n kinderen een ijsje te eten à 5 cent?
Met z’n camping ging het net zo. Iemand vroeg of hij er z’n tentje neer mocht zetten, later weer een paar anderen; en zo kwam van het ene het andere. In de oorlog vroegen mensen of ze bij hem niet op de deel mochten slapen toen buiten kamperen door de Duitsers verboden werd. Of konden ze met het gezin een paar weken in ’de Bude’ wonen nu er geen smokkelaars meer kwamen? Bij Bernard en zijn Bertha kon alles.
De camping
Nu is er een grote camping met een groot restaurant, alles volgens de eisen des tijd. Veel Duitsers staan er weer, nu met stacaravans. Misschien zijn het wel nakomelingen van de vroegere smokkelaars, wie weet. ’t Is er wel heel anders geworden dan vroeger, toen de mensen van het Ziegelei er de leem groeven. Maar ook de andere mensen vonden het er leuk, vandaar hun belangstelling. De heren van de VVV vonden de naam te weids. Een naam die deed denken aan grote meren of iets dergelijks. Ze vonden dat hij de naam maar moest veranderen. Maar Bernard dacht aan de eerste hengelaars omstreeks 1930 en ook aan de vader die om ijsjes vroeg voor z’n kinderen. Bernard had geen zin nu de naam nog te veranderen.’t Is een leuke gelegenheid geworden waar een heleboel mensen hun plezier beleven. Mensen die toch ook recht hebben op een leuke plek!